Herinneringen van de schrijfster aan de oorlogstijd die zij als 10-jarige meemaakte. Alles speelt zich af in en rond een dorpje in de buurt van Wenen dat, nadat de duitsers zijn gevlucht, wordt ingenomen door de russen. De sfeer waarin men leeft is die van chaos, honger en angst. De hoofdpersoon kent deze sfeer maar beleeft die op haar manier dankzij haar fantasie en ondernemingslust. Haar vriendschap met een russische kok (spreekt een gebroken taal) wordt zeer goed weergegeven. De stijl is kort en bondig. Een boeiend en indringend geheel.